Kiezel Hauschka

Kiezel is verwant met water (hydrofiel). Geen andere stof vormt zoveel verschillende verbindingen, die enkel door hun watergehalten van elkaar onderscheiden. Kiezel is een zuur, resp een zuur anhydride. De verbinding met water heet orthokiezelzuur, H4SiO4. Daartussen staat het metakiezelzuur, H2SiO3. Er zijn talloze vormen van kiezelzuur (polykiezelzuren) en hun zouten (silicaten). 

Zoals koolstof door verbindingen met zichzelf de oneindige vormkracht van de organische natuur representeert, zo doet kiezel dat door zijn affiniteit met water voor de minerale natuur. 

Deze verbondenheid met water is zo sterk dat vaste kiezeldeeltjes zo’n innige menging kunnen aangaan dat er een schijnbare oplossing van kiezel in water optreedt (waterglas). Het is geen echte oplossing, zoals die van keukenzout in water, maar als tussentoestand tussen vast en vloeibaar, waarbij de stof niet helemaal voor het vloeibare en niet helemaal voor het vaste heeft gekozen. Deze toestand lijkt sterk op die van eiwit en wordt aangeduid met de colloïdale toestand. Deze toestand is labiel.
Twee toestanden kunnen optreden: de hydrosol (kiezeldeeltjes in water) en hydrogel (water in kiezel, zoals bij een spons). 

De colloïdale toestand valt vooral op door een aanzienlijke toename van de zogenaamde oppervlaktespanning. Iedere vloeistof is aan het oppervlak dichter, heeft zo te zeggen een huid. Dat drukt zich uit in de oppervlaktespanning. Deze spanning vormt als het ware een netwerk aan het oppervlak waardoor een vliegje op water kan drijven. 

Bij colloïdale stoffen groeit de oppervlaktespanning enorm aan. Grensvlakken tussen kiezelkogeltjes en water, resp. tussen waterholten en kiezelkoek. 

Een kiezelgel is in zichzelf dus een huidachtige vorm vol met inwendige energie. Zij vertonen een maximum aan reactieve oppervlakten, wat een grondvoorwaarde is voor biologische processen. Alle orgaanvloeistoffen van mensen, dieren en planten hebben een leven dragende, colloïdale natuur. 

Deze kiezel eigenschappen wijzen op het kiezelproces in de huishouding van de natuur en het heelal. 
In de hydrogel wordt namelijk zichtbaar hoe de kiezel van buitenaf, om een holle ruimte heen werkt, terwijl het in het kleinste juist zijn meest wezenlijke natuur openbaart. Steeds opnieuw werkt hij omhullen vanuit vlakken werkend. 

Wij weten dat onze huid en de hierin ingebedde zintuigorganen die ons met de omgeving verbinden, kiezelhoudend zijn. Ook de navelstreng is een kiezelorgaan. De kiezel speelt bij de bemiddelende van levens- en vormkrachten van het moederlichaam op het embryo, dezelfde rol. 

Zelfs in de minerale natuur is dit kiezelkarakter zichtbaar. De agaat toont een sferenstructuur en het chalcedoon ziet er uit als een stuk varkensleer. De huidtendens treedt duidelijk aan de dag. Ook heeft men de indruk dat dit mineraal van buitenaf uit de kosmos instraalt. Prachtig wordt dit geïllustreerd bij de amethistgeode. Kosmische vormkracht, vormgevend licht, vormt de huidachtige holte. 

Uit: Rudof Hauschka, Substanzlehre. Vittoria Klostermann, Frankfurt am Main. Vertaling Antoon van Hooft.

Chalcedoon (foto Semoea)
Share by: